Ode aan de horeca- en ander ondernemers die gesloten zijn

Dronken man Broca Media
Foto: Pixabay

Column – Aan de bar zit een man naar een half glas bier te staren.

Met zijn rechterhand ondersteunt hij zijn vermoeide hoofd. Langs zijn grove wangen lopen tranen van verdriet tot ze op de bar vallen. Als hij zijn hoofd iets optilt en in de spiegel achter de bar kijkt, ziet hij het gezicht van een doodvermoeide man. Minuten gaan voorbij zonder dat iemand hem aanspreekt. Het pilsje wat voor hem staat heeft net als hijzelf alle glans verloren.

Hij zucht diep en probeert weg te kijken, maar iets in die spiegel houdt hem bezig. Waar is de lust van het ondernemen. Waarom is de vrolijkheid uit zijn ogen verdwenen en waar stopt dit, hij weet het niet meer.

Al kijkend naar zichzelf, stelt hij de spiegel een aantal vragen: waar moet ik mijn personeel en de pacht van betalen. Hoe gaan we verder nu er totaal geen inkomsten meer zijn. Maar ook, waar betaal ik mijn hypotheek van.

Bijzonder

Drie jaar geleden kocht hij samen met zijn vrouw een prachtig rijtjeshuis. Niks bijzonders, maar gewoon een heerlijke plek om oud te worden. De kinderen konden met de fiets naar school en de buurt was vredig. De bank was wel wat lastig geweest met het verstrekken van de hypotheek, maar uiteindelijk hadden zij het voor elkaar gekregen.

De zaak aan het plein had hij gepacht van de brouwerij en de toekomst zag er fantastisch uit. Eindelijk had hij het gevoel de toekomst onder controle te hebben. Een lang gekoesterde droom was in vervulling gegaan, eindelijk had hij zijn eigen zaak.

De zaken liepen goed. Elke dag werd de klantenkring groter en serveerde hij meer broodjes met oma’s ballengehakt. Veel vaste klanten die elke ochtend een kopje koffie kwamen drinken en in de middaguren terugkwamen voor een biertje of iets sterkers.

Toiletgroep

Vlak voor de winter was er nog terrasverwarming gemonteerd. Dan kunnen de gasten wat langer buiten blijven zitten als het koud zou worden. Binnen had hij de toiletgroep netjes laten verbouwen. Een lust voor het oog en simpel in onderhoud.

Als hij weer in de spiegel kijkt vraagt hij, “wat moet ik doen, ik weet het niet meer.” Dan pakt hij zijn glas en drink het in één teug leeg. Mag ik er nog eentje ober. Maar er is helemaal geen ober of barkeeper die hem in tapt.

Als hij wegkijkt ziet hij dat het licht boven het biljart nog brand. “Nou, laat ik het zelf dan maar doen”, denkt hij en staat op. Schommelend loopt hij tot achter de bar en klikt de schakelaar waarna het licht dooft.

Vermoeid hoofd

“Ik heb er toch meer gehad dan ik dacht”, zegt hij tegen zichzelf. Na nog een biertje te hebben ingeschonken, gaat hij weer zitten tegenover die verdomde spiegel. Dezelfde man zit weer tegenover hem en nog steeds met dat vermoeide hoofd.

Eigenlijk maakt het hem ook niet meer uit. De zaak voelt als verloren. Voor het eerst in zeven maanden steekt hij een sigaret op en inhaleert heel diep in. Als de rook de bodem van zijn longen bereikt dan stikt hij bijna. Minutenlang hoest hij de longen uit zijn lijf en denk, ‘ook dat nog.’

Dan gaat de telefoon. Als hij opneemt is het zijn vrouw. “Gaat het, lieverd”, vraagt zij. “Ja best wel, ik ben nog een beetje aan het schoonmaken en dan kom ik zo naar huis. Ben bijna klaar.” Ga maar vast naar bed het is al laat.

“Maak het niet te laat”, zijn haar laatste woorden.

Als hij terugloopt naar zijn biertje voelt zijn lichaam aan als een vaatdoek. Slap in zijn knieën gaat hij weer zitten en neemt een flinke slok. Zijn peukie ligt op de rand van de asbak en met zijn ogen volgt hij de rook die daarvan opstijgt.

Handhaver

Plotseling wordt er dwingend op het raam getikt, het is die handhaver waar hij niet echt gek op is. “Wat moet hij nou weer, denk hij terwijl hij naar de deur strompelt. Als hij de deur openzwaait wacht de handhaver geen seconden en stapt naar binnen.

“Geef mij ook eens zo’n biertje”, waarna ook hij aan de bar gaat zitten. Even later legt de handhaver zijn hand op zijn schouder en zegt, “ik heb zo met jullie te doen. Kan er gewoon niet van slapen.”

Als zij even later over straat lopen vraagt de handhaver,” zal ik je thuisbrengen, je hebt te veel gezopen en mij houden ze toch niet aan. Kom ik je morgenvroeg weer halen. Geloof mij, er is altijd weer een morgen. En ik heb een neef die handelt in van alles, die kan je vast wel helpen.

Eenmaal thuis op de bank voor de tv denk hij,” hulp komt soms uit een hoek de je niet verwacht of ziet aankomen.

Laten we een beetje lief zijn voor elkaar. Het leven is al lastig genoeg.